DIT BLOG IS NOG HELEMAAL IN BEWERKING
U staat hier bij de huidige afslag van Rijksweg 225 en het Westelijk begin van de Dorpsstraat van Renkum. Qua nummering is dit het eind, want de nummers beginnen aan de Oostzijde van het dorp. Op de foto links kijkt u op het laatste huis van de Dorpsstraat, dat van de Fa. Methorst op nr. 173. Daarvoor ziet u het straatnaambordje van Onder de Bomen en links dat van de Rijksweg. Overigens lopen de huisnummers van de oude Dorpsstraat hier gewoon door. De huisnummers aan de Rijksweg beginnen dus bij nr. 175.
Rechts van nr. 173, op nr. 171 staat het monumentale "De Blauwe Spar", gebouwd als ....in ....Vele notabele families hebben hier gewoond. Het is één van de villa's van wat aan het eind van de 19e en de 1e helft van de 20e eeuw de Renkumse "goudkust" genoemd kon worden, waar de (vnl. steen- en papier-) fabrikanten, burgemeesters en andere notabelen woonden.
Rondom deze kruising van de Dorpsstraat en de Rijksweg is het historische begin van Renkum met de Bokkedijk naar Wageningen en de Utrechtsestraatweg (later Dorpsstraat) vanuit Arnhem.
Waar nu de 4 jonge lindebomen staan langs het begin van Onder de Bomen, ongeveer op het huidige Onder de Bomen nr.2, daar stond tot 1953 een eeuwenoude lindeboom. Die stond vóór een van de meest historische gebouwen van Renkum, nl. de Oude Kosteri. Dat was het domineeshuis destijds behorende bij de in 1864 afgebroken NH Kerk. Het was tevens schoolgebouw. Bij de afsplitsing van Onder de Boomen stond vanaf de 12e eeuw tot 1864 de NH Kerk. Deze NH Kerk was oorspronkelijke een RK kerk, zoals alle protestantse kerken na de reformatie. Op de zwart-wit foto hiernaast is de kerk al afgebroken.
Helemaal rechts op deze foto ziet u nog net de linker ramen van De Blauwe spar. Het huis achter de Lindeboom was in de oorlog nog bewoond door de Fam. Baars, maar is na de oorlog vervangen door het huidige Dorpsstraat 173. Links daarvan moet de NH Kerk gestaan hebben.
|
Renkum, Dorpsstraat, de oude kosterie met school en NH kerk, 1824. Fotocollectie Fien Bos ontvangen van Cees Burgsteijn. |
Kees Burgsteijn schreef op een van zijn kerstwensen aan Fien Bos het volgende: Op deze afbeelding, gemaakt door een onbekende schilder, geschilderd in de periode 1824-1861 zien we links het eerste schoolgebouw in Renkum. Met daarnaast de oude kosterie, waaraan aan de achterzijde het bijbehorende schoollokaal is gebouwd. Rechts achter de kosterie is gedeeltelijk zichtbaar het oude Hervormde kerkje, daterend uit de 12e eeuw. De kosterie werd gebouwd in de 17e eeuw. In 1694 brandde deze woning geheel af. In het zelfde jaar vond herbouw plaats, met aan de achterzijde het schoollokaal. Daar op den duur dit lokaal te klein werd, bouwde men in 1824 de hier afgebeelde school, (links). Op deze plaats staan nu de woningen 183 187, gelegen aan de Rijksweg, hoek Onder de Bomen. De Renkumers kennen deze plaats nog als "De Lindeboom ". Dit naar de boom die u rechts op de afbeelding ziet. Als in 1861 een nieuwe, openbare school, in het dorp wordt gebouwd, verliest de hier afgebeelde school zijn betekenis. In 1863 wordt dan ook besloten om de school voor afbraak te verkopen. Het kerkje valt onder de slopershamer in het jaar 1864, terwijl de kosterie in de oorlogswinter 1944/45 geheel werd verwoest.
In het jubileumboek "Katholiek Renkum-Heelsum door de eeuwen heen" uitgegeven bij het 100-jarig bestaan van de RK parochie te Renkum 1875-1975, vinden we het volgende over de 3 RK kerk(en) die achtereenvolgens allemaal dicht bij dit punt gestaan hebben:
Een parochie en een parochiekerk
In de tweede helft van de twaalfde eeuw is zeer waarschijnlijk door het Paderbornse klooster een parochiekerk in ons dorp gebouwd. Dit fraaie gebouwtje, dat in april 1864 onder de hamer van de sloper bezweek, bevond zich aan de noordzijde van de Utrechtseweg, in de bocht van Onder de Bomen (d.w.z. in de huidige bocht bij het begin van Onder de Bomen. Red.)
|
De uit de 12de
eeuw daterende Renkumse parochiekerk met de kerkhofmuur.
Gravure van A. Rademaker, 1630.
|
Op 28
december 1726 stierf de laatste katholieke eigenaar van Grunsfoort, Anthonie
van Lijnden. Zijn financiële positie was niet rooskleurig. Zijn goederen waren
zeer bezwaard met als gevolg dat zijn schuldeisers beslag legden op zijn
nalatenschap. Het kasteel kwam toen in handen van de niet-katholieke familie
Goltstein. De pastoor - de Emmeriker Philippus Tuchscheer, vanaf 1680 alhier
werkzaam - kon zijn biezen pakken. Waar vestigde hij zich? Waarschijnlijk vond
hij onderdak bij één van zijn gemeenteleden. Mogelijk werd er ook kerk
gehouden. Zijn opvolger woonde in ieder geval sinds 1730 in Wageningen.
Nu vermeldt
het Parochie Memoriaal van Wageningen, aangelegd in 1856, het volgende:
"En later (dus na de periode Grunsfoort) bouwden zij, dank zij de vrome
zorgen van de familie Staring, zoals men vertelt, achter hun herberg, genaamd
"De Vergulde Bok", een klein kerkje …".
Wanneer?
Een lijst uit 1811 (Archief Franse tijd) noemt als stichtingsjaar 1729. Mijns
inziens heeft dit betrekking op het jaar van ontstaan van de statie
Wageningen-Renkum.
Bovengenoemd
kerkje zal opgetrokken geweest zijn in de uiterlijke vorm van een schuur, zoals
de plakkaten het voorschreven. Het lag achter de herberg annex brouwerij
"De Bok" aan de zuidzijde van de straatweg Arnhem-Wageningen. De
herberg-brouwerij, reeds in 1649 genoemd, zal zijn naam ontleend hebben aan het
vooraanstaande brouwersgeslacht Bock, waaruit enkele schouten zijn
voortgekomen. Of ontleende de familie haar naam aan de brouwerij? De brouwerij
lag bijzonder gunstig aan de Molenbeek, zodat het toen nog heldere water
gebruikt kon worden voor de aanmaak van mout. Omstreeks 1815 kocht een
welgesteld zakenman, Willem Offenberg, de herberg en de gehele omgeving, ruim
30 ha. groot. Hij sloopte "De Bock" en bouwde circa 1825 een nieuw
logement aan de noordzijde van de Dorpsstraat. Deze Willem Offenberg, afkomstig
uit Doornick (O.B.), was gehuwd met een lid van de familie Staring, Rudolphia
Frederica, geboren en gedoopt te Renkum op 7 december 1785. De in 1856
genoteerde overlevering dat er door de vrome zorgen van de familie Staring een
kerkje gebouwd kon worden, wint hierdoor aan waarde.
Het was haar
grootvader, Gerardus Staringh uit Groessen, die op 21 mei 1747 te Renkum in
het huwelijk trad met Aleijda Maria van de Poll. Of hij toen al eigenaar was
van de herberg-brouwerij "De Vergulde Bock" heb ik nog niet kunnen
vinden.
In ieder
geval wordt in 1755 met zekerheid gesproken over de bediening door de pastoor
vanuit Wageningen van een kerkje te Renkum. Een andere bron van directe
informatie is het protest van de president-burgemeester van Wageningen, Daniël
Bernhard Mosburger, gedateerd l november 1763. Hierin protesteert hij tegen het
aanhouden van een pastoor én een "Roomsche Kerke" binnen de
jurisdictie van Wageningen. Hij zegt o.m. "En wat de Roomsche kerke betreft
die eertijds op den Huyse Cronenburg, nu Grunsfoort, geweest is (tot) voor
eenige jaaren, is dezelfde, die nu te Renkum in den Bok verplaatst
is, kunnende over sulks dit alhier geen betrekking hebben".
Met ingang van 2 juni 1837 werd
tot pastoor van de statie Wageningen-Renkum benoemd de oud-president en
oud-professor van het groot-seminarie 's Heerenberg, Joannes Antonius Taabe. De
benoemingsbrief is nog aanwezig in het parochiearchief van Wageningen. In
Renkum vond Taabe een bouwvallig kerkje aan de rand van de uiterwaarden.
Wanneer de Rijn buiten de oevers trad, stond het water in het gebouwtje, zodat
de banken op drift kwamen. De toestand was onhoudbaar. Meteen zette hij zich in
om Renkum een nieuw kerkje te geven, veilig voor de overstromingen. Hij werd
daarbij geholpen door zijn vier kerkmeesters w.o. Willem Offenberg en Johannes
van de Wateren.
Taabe schreef naar koning Willem
I om een subsidie. Er werd f6.000,— toegezegd op voorwaarde, dat het kerkje
watervrij zou komen te staan. Bij het zoeken naar een geschikte plaats was de
keuze gevallen op een terrein aan de noordzijde van de Dorpsstraat, en wel een
gedeelte van het zgn. Kosterieland, eigenaresse de Hervormde Kerk. Voor f200,—
ging de grond over naar de r.k. gemeente onder de motivering: "Liever de
Roomsen met de kerk daar, dan elders, waar wij het misschien minder prettig
zouden vinden". Het terrein was 16 roeden en 12 ellen groot en stond in
het kadaster beschreven onder sectie D no. 168. De ontwerper van het gebouwtje
is, volgens een aantekening van pastoor Taabe, meester-timmerman Willem Offenberg
geweest. "Fabrico magistro Gulielmo Offenberg" staat erin zijn beste
pastoorslatijn. Deze meester-timmerman kan niemand anders geweest zijn dan
Wilhelmus Jacobus Offenberg, geboren 26 maart 1813 te Renkum als zoon van onze
kerkmeester. Hij stierf in Amsterdam op 4 mei 1875, waar hij gewoond en gewerkt
had. Hij was aanvankelijk timmerman en makelaar, later architect. Van zijn hand
zijn enkele bouwtekeningen van het Museum Fodor te Amsterdam bewaard gebleven.
Offenberg ontwierp een kerkje in de zogenaamde Waterstaatsstijl. De verleende
rijkssubsidie, toegekend door het Ministerie van Eredienst, bracht
staatsbemoeiing mee. De verdere afwikkeling van de uitvoering van de bouw enz.
werd overgedragen aan het Ministerie van Waterstaat. Dit ontwierp kerken of gaf
aanwijzingen.
|
De in 1839 ingewijde RK kerk , ongeveer tegenover Campman
(Foto uit Wes Beekhuizen, Groen was mijn dorp, p. 33) |
Op de feestdag van de Aartsengel
Michaël, 29 september 1839, werd het gloednieuwe kerkgebouw door Aartspriester
van Gelderland, M. Terwindt, ingewijd. Het kerkje werd toegewijd aan Maria,
onder de titel: Maria ten Hemelopneming. Het verslag van de ingebruikname
verscheen in het tijdschrift "De Godsdienstvriend" van 1840, hetgeen
voor verschillende schrijvers aanleiding is geweest te veronderstellen dat het
kerkje uit 1840 dateerde. Na afloop van de plechtigheid werd in het logement
"De Vergulde Bok" van kerkmeester Offenberg een "vrolijk" maal
aangericht, waar de geestelijke en burgerlijke autoriteiten aangezeten waren.
Ongetwijfeld zullen de katholieke Renkummers vol vreugde geluisterd hebben naar
het geklep van het 120 kg wegende klokje, opgehangen in de smalle toren met het
koepeldak. De tekst op deze klok luidde: J.A. Taabe, pastoor. F. Fornier, sacellanus (kapelaan). Patrinus
(peter) Willem Offenberg. Matrina (meter) R.Staring. 1839. Petit et Fritsen me
funderunt (hebben mij gegoten).
Zonder twijfel zijn de op de klok
vermelde personen de schenkers geweest. In 1923 werd deze herinnering aan het
buiten gebruik gestelde kerkje in de dakruiter van de nieuwe kerk opgehangen. Kerkmeester
Willem Offenberg speelde een niet onbelangrijke rol in de historie van
katholiek Renkum in de 19de eeuw. Als woordvoerder van de bij-statie regelde hij
op zijn manier de kerkelijke zaken met Wageningen. Zijn naam werd tot eeuwige
memorie gegrift op de klokkewand. Zijn zoon ontwierp het kerkje. Tenslotte wist
hij gedaan te krijgen, dat in de kerk een bank "in het voortdurend bezit van
de familie Offenberg wordt gewaarborgd, zoolang als er een lid van genoemde familie
in Renkum domicileert".